Het werk van Bernard Visser is bij tijden even rauw als geraffineerd. De eenvoud waarmee hij de mens weergeeft, heeft kortgeleden gedurfde nieuwe kracht verworven die in zowel platte als ruimtelijke dimensies vertaald wordt. Gezien zijn laatste werk zou je Visser een moderne grotschilder kunnen noemen, die muren bewerkt en bekrast met verkoold hout en papjes van pigment of gekleurde aarde zwijgend zwart, vuil wit, bruinen, grijzen, okers en steenrood domineren het grofstoffelijke oppervlak suggereert aarde, steen en botten; en dan is er opeens een helder kobaltblauw!
Blijvend onderwerp in het werk van Visser is de menselijke gestalte. Hij is daarin niet de enige, maar zo’n uitgesproken aardse visie als die van hem is tamelijk zeldzaam. Misschien staat zijn kunst nog het dichtst bij het werk van de Belgische schilder Constant Permeke (1886-1952), een schilder die Visser al sinds lang bewondert. Of wellicht ook bij het vroege werk van de Franse art brut schilder Jean Dubuffet (1901-1985) Bernard is lid van een levendige groep van kunstenaars (actief vanaf 1983) in Weert, even onder Eindhoven. Hij is mijns inziens een van de meest interessante beeldend kunstenaars in Nederland.
Ondanks dat de elementaire uitvoering van zijn figuren, in stevige verflagen of houtskoolkrassen op bewust voorbereide ruige oppervlakten, doen denken aan prehistorische grotschilderingen, bezit Visser een uitgesproken moderne gevoeligheid die zijn oorsprong vindt in de art informel, de Europese kunststroming in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. De belangrijkste vertegenwoordigers hiervan zijn ongetwijfeld de Italiaan Alberto Burri (1915-1995) en de Spanjaard Antoni (geboren in 1923), maar ook de Duitser Emil Schumacher (1912-1999). Hier moet ook het werk van tenminste een opvallende, invloedrijke Nederlandse geestverwant aan worden toegevoegd, Jaap Wagemaker (1906-1972). De ontdekking van kunstenaars als deze, bracht Visser als kunststudent er toe in zijn werk te gaan experimenteren met gevonden materialen. Hij begon oog te krijgen voor de dingen om hem heen, in huis of op straat, van de groeiende papierlagen op reclameborden tot allerlei dingen uit schuren en achterplaatsen, alle ongeziene, weggeworpen voorwerpen.
In een van Visser’s zeer vroege werken, maken twee op straat verloren kinderhandschoentjes en een platgereden blikje deel uit van een voornamelijk abstracte compositie. Ook Afrikaanse kunst en artefacten die hij verzamelt inspireren hem. Dat wordt duidelijk als hij een eigen, sterk vereenvoudigde, uit hout gesneden beeld naast een schilderij plaatst. Maar misschien is zijn voorliefde voor de aardse materie wel ontstaan in een pottenbakkerij die van zijn zwager Gert de Rijk. Met zijn handen in de klei, had het boetseren van vormen en beestjes zijn grote belangstelling en speelde een belangrijke rol bij zijn eerste stappen naar de kunst.
Visser bouwt de oppervlakten van zijn werk meestal op door ze te bewerken terwijl de schilderijen plat op de vloer van het atelier liggen, of hij legt ze buiten onder de blote hemel en wacht tot het oppervlak is gezet en gedroogd, om ze vervolgens weer rechtop te zetten. Beelden maken is voor hem net zo belangrijk als schilderen en tekenen. Met evenveel gemak gaat hij boomstammen te lijf met een kettingzaag zijn gereedschap, materiaal en benadering zijn uitgesproken eigentijds! Toen ik hem in oktober 2006 in zijn atelier even buiten Weert opzocht, trof ik een opvallend groot wit beeld van een hoofd aan, dat buiten op een provisorisch voetstukje was geplaatst. De kleine ovale mond leek geopend voor een stille schreeuw of een lied, de diep ingesneden ogen starend, zonder iets te zien. Ik nam aan dat het beeld uit beton gegoten was, maar de geestachtige verschijning kreeg een andere dimensie toen mij werd verteld dat hij was gemaakt van beschilderd polystyreen. De pure eenvoud, de wilde primitiviteit en het gevoelige oppervlak geven het werk zijn grote uitdrukkingskracht.
De figuren van Visser zijn soms statisch, staand, leunend of lopend. Nu en dan buigen zij alsof ze uitgeput zijn van het torsen van een zware last. Ze liggen uitgestrekt op de grond of ze lijken een rituele dans uit te voeren. Zijn beelden gaan steeds terug naar de essentie en hebben zo goed als geen aandeel in het moderne leven of de techniek, behalve dan het restmateriaal dat is opgenomen in zijn evocatieve, herschikte, omwoelde oppervlakten.
Een ontroerend mooi werk hangt in de ontvangstruimte van Schreurs Commercial Artwork in Weert en geeft wellicht een inzicht in de filosofie van zijn werk. Het is getiteld. Op de rand van de wereld uit 2004. Er zijn twee liggende, horizontale figuren te zien, de ene is wit in de lichte onderhelft van de compositie, met het hoofd opgeheven zodat de kin op de borst rust en het lijkt alsof het net past in een afgebakende ruimte, een graf misschien? De andere figuur verheft zich ver boven de ander in geblakerd zwart. Aan de linkerkant, naast het vierkante werk is aan de muur een ivoorkleurig uit hout gesneden beeld bevestigd dat er uit ziet als een restvorm, als een gehavend uitgemergeld lijf. Duidt het geheel misschien op uitstijgen boven het voorbije leven? Het is existentieel, stoicijns en ingehouden van toon, maar is niet zo somber als deze beschrijving misschien doet vermoeden. Het wordt zonder drama voorgesteld als een ontegenzeggelijk feit, eerder troostrijk dan verontrustend.
Geboren in Scheveningen in 1949 als de oudste zoon van een dominee groeide Visser op in Utrecht en volgde er de opleiding tot leraar. Begin jaren zeventig was hij korte tijd onderwijzer op de Nederlandse Antillen, waar hij ook zijn toen toekomstige vrouw Tineke Prins ontmoette. Haar belangstelling voor theater en poezie, gecombineerd met zijn verlangen een kunstopleiding te volgen, bracht hen naar Maastricht, waar hij aan de kunstacademie de grafiek ontdekte. Geholpen door zijn natuurlijke neiging tot tekenen, gaf de grafiek hem voor het eerst een serieuze mogelijkheid om zijn bijzondere gevoeligheid vorm te geven en een eerbied voor de ambachtelijke aanpak, die hem sindsdien kenmerkt.
Bernard Visser put voor zijn beelden, net als zijn bevriende kunstvrienden en veel eigentijdse collega’s tegenwoordig, uit allerlei verschillende bronnen. Vooral door veel te fotograferen en knipsels te verzamelen uit kranten en tijdschriften en andere vluchtigheden en ze in te plakken in verslagachtige boekwerken, waar overheen of naast wordt getekend en aangetekend, in het bijzonder tijdens het bezoeken van andere plekken en op werkvakanties. Deze merkwaardige, fascinerende boeken, die vaak uitpuilen door hun hoeveelheid en bijzondere inhoud, voorzien hem van een steeds meer uitdijende hoeveelheid bronnenmateriaal voor zijn werk en bieden een oorspronkelijke kijk op zijn waarneming, belangstelling en denkwijze.
Visser is geinteresseerd in de metafysica van materie en beeldvoorstelling. De wisselwerking tussen zijn afbeeldingen van de mensfiguur en zijn tactiele oppervlakten is overtuigend en moeilijk te vergeten. Het verbindt ons, toeschouwers, op een eigentijdse manier met de beelden van onze vroegste voorvaderen. Verder is zijn kunst, ondanks de sterk aanwezige forse materie, betrokken, verleidelijk poetisch en indringend.
Hendrik Kolenberg
Senior Curator of Prints and Drawing,
Art Gallery of New South Wales, Sydney
February 2007