Het schrijven over de inhoudelijke kant van het schilderen is voor een beeldend kunstenaar die zich juist zonder woorden wil uitdrukken te vergelijken met iemand die lijdt aan hoogtevrees, maar met opzet aan de rand van de afgrond gaat staan.Tenminste, bij mij wel. Ik moet een intuitieve, vaak chaotischer benadering inruilen voor een geordende, verstandige, preciezere formulering. Het kader voor mijn werk wordt denk ik bepaald door een nog niet voltooide zoek tocht naar de menselijke conditie. Wat zijn we, waar komen we vandaan, wat kunnen we? Het is een scheppingsverhaal waar we nog middenin zitten omdat bijna iedere dag nieuwe feiten boven tafel komen.Het is een ander verhaal dan dat uit mijn jeugd als gereformeerde domineeszoon uit Utrecht. Boeken en kranten komen steeds opnieuw met nieuwe informatie, waardoor er weer een puzzelstukje op zijn plaats valt, of de puzzel blijkt helemaal niet meer te kloppen, omdat de afstammingslijn van de Homo sapiens toch weer anders lijkt te verlopen dan we dachten. Ook de manier waarop ons geheugen werkt, of herinneringen vastgelegd worden en of we wel kunnen spreken van een ziel of een persoonlijkheid, zijn onderwerpen waar een ander licht op is gevallen. Je hebt de discussie, over wat meer bepalend is voor de mens, zijn genen of zijn omgeving, maar wat mij het meest bezig houdt en in mijn werk een hoofdrol speelt is de mens als betekenisgever. Het verband tussen de mens en het duiden, benoemen en bevestigen van zijn omgeving en andere mensen, is hecht en essentieel. Hij schept zichzelf daardoor een vertrouwde werkelijkheid waarin hij kan functioneren. Het hele stelsel van afspraken, ideeen, vindingen en ordeningen die we cultuur noemen is een bedding waarin de mens kan stromen, mens kan zijn en mens kan worden. Een mooi beeld dat dit idee helder duidelijk maakt en zowel als metafoor als concreet opgevat kan worden is dat van de songlines van de Australische aboriginals. Door de gehele woeste, ongerepte natuur van het continent, liep en loopt nog steeds een onzichtbaar wegennet van gezongen wegen. Het boek van Bruce Chatwin hierover heet Gezongen aarde. Bij de route hoort een lied dat al lopend gezongen wordt, het lied beschrijft de orientatiepunten in het landschap en de magische plekken van gebeurtenissen in de voortijd en de daden van de voorouders, die eeuwen lang dit land tot leven zongen. Het is geschiedenis, scheppingsverhaal en orientatie ineen. De liederen zijn zo lang, dat de delen ervan door verschillende stammen worden bewaard. Eens in zoveel tijd moet de weg gelopen worden en het lied gezongen worden. Het is een noodzakelijke herbevestiging van het land en de mens zelf. Het is zeker dat als het lied niet meer gezongen zou worden, de mensen en het land ophouden te bestaan.
De actualiteit van het verleden
Mijn werk is nauw verbonden met mijn zoektocht naar wat en wie de mens is en uiteindelijk natuurlijk wie of wat ik zelf ben. Er lopen zoveel ondoorgrondelijke lijnen van het verleden naar het bestaan van iemand als ikzelf (We slaan de eerste 3,8 miljard jaar van het bestaan van organismen maar over.) Zo loopt er een lijn van mensachtige naar mens, een lijn van een onbewuste staat naar een bewustwording, van gebarentaal en lichaamstaal naar woordtaal en beeldtaal, van het doorgronden van oorzaak en gevolg naar plannen maken. Deze ontwikkelingen geven de mens grote voordelen ten opzichte van de rest van de natuur. De mogelijkheid om kennis direct over te dragen heeft de cultuur in een enorme stroomversnelling gebracht. Maar tegelijkertijd brachten deze ontwikkelingen ook problemen met zich mee. Door de communicatie is het begrip voor elkaar zeer toegenomen, maar de misleiding van elkaar is misschien wel een groter fenomeen. Het maken en uitvoeren van plannen heeft tot grote prestaties geleid, maar als ik een plan kan maken, kan een ander dat ook. Misschien zitten wij wel in het plan van een ander, mens, geest of god. Met ons bewustzijn van verleden, heden en toekomst komt ook het besef van en angst voor, ziekte, verval en dood mee. De grootste bouwwerken van onze cultuur waren vroeger de kerken, maar het zijn nu de verzekeringsgebouwen. In de sociobiologie gaat men er van uit dat onze psyche stamt uit de steentijd en heeft geen tijd gehad om zich aan te passen aan de biologische evolutie die de culturele revolutie niet kan bijbenen. Met andere woorden, onze geest is eigenlijk niet goed uit gerust voor onze complexe eigen tijd. Als ik op bijvoorbeeld in de krant of op televisie woedende jonge mannen op een kaal stuk grond stenen zie gooien naar moderne pantservoertuigen zie ik het heden en het zeer verre verleden in een beeld verenigd.
Een kwetsbare kracht
Binnen de isolerende organisatie van de cultuur heeft de mens zich op een aantal terreinen losgezongen van de onbarmhartige regels die in de natuur gelden. Er is ruimte voor het zwakke, een aandacht die gericht is op bewustwording, op groei en ontplooiing, dierbare zaken die te maken hebben met het bevestigen en een inhoud geven aan anderen. Het is een scheppende, maar kwetsbare kracht, die het op moet nemen tegen de fascisto de kracht van ontkenning en vernietiging en die geen genade kent voor minderbedeelden of afwijkende ideeen.
Nieuwe eenheid -3-
Na een periode waarin mijn werk een eclectisch, samengesteld karakter begon te vertonen, wilde ik naar de eenvoud, naar de zeggingskracht van figuur en materie terug. Mijn samengestelde blik kwam voort uit de veelheid en het fragmentarische karakter waarin de werkelijkheid tot ons komt. Ik zag de wereld en de kunstgeschiedenis als een grotschildering waar eeuwen lang steeds een nieuwe laag overheen werd geschilderd. Door de lagen heen bleef altijd wel iets zichtbaar van de lagen ervoor en soms waren er inzetten die uit een geheel andere laag leken te komen. Dit beeld sluit aardig aan bij wat je overkomt bij een avondje teevee kijken. De veelheid van mogelijkheden, inzetten, afwisseling van abstract en figuratie, materialen, oppervlakten en technieken beviel me wel en ook de striptekenaar in mij kwam weer boven, maar mijn werk dreigde door de veelheid uit elkaar te vallen en de verhalende kant begon meer aandacht op te eisen dan de bedoeling was. Er kwamen allerlei waarheden naast elkaar te staan en dat was eigenlijk ook meteen de boodschap; de waarheid is niet statisch, er zijn veel waarheden. Maar ik miste de zeggingskracht van de materie, ik houd van materie als uitdrukkingsmiddel, als een concreet en tastbaar oppervlak. Figuratie verhoudt zich daar sowieso al moeilijk bij. Materie is gevoel en intuitie en toeval. Figuratie is cerebraal en verhalend en toegespitst. Alleen lichaamstaal is een taal die aansluit bij materie. Het lezen van lichaamstaal lijkt via een intuitieve, gevoelsmatige kant te verlopen, het is een direct, dierlijk weten. Deze nieuwe eenheid en eenvoud worden gekenmerkt door grote figuren die de ruimte beheersen en met de lichaamstaal van hun grondhoudingen het kader bepalen. Ze staan, liggen of zitten in rust en contemplatie, maar ze lopen, springen en gebaren ook en stralen zowel levensvreugde als onrust en agressie uit. Binnen deze toonzetting is er ruimte voor een verscheidenheid aan invalshoeken, die voortkomen uit de dagelijkse beleving van mijn persoonlijke verhouding tot mensen die mij dierbaar zijn, krantenartikelen, televisiebeelden en berichten van de straat. Die indrukken en observaties en ideeen zwerven als foto’s, schetsjes, krabbeltjes, papiertjes door het atelier, of ze liggen op stapels in mappen, die ik regelmatig doorkijk. Foto’s heb ik in rubrieken ingedeeld; zitten, staan, liggen, vallen, springen, lopen, dansen, vechten. Slechts een enkele houding is bruikbaar en moet nog vaak een lange weg afleggen voordat ik de essentie te pakken heb. Op straat, vooral in grote Europese steden, zoek ik straten en muren af, op zoek naar briefjes, kartonnetjes, stickers met berichten uit de samenleving. Het liefst handgeschreven en niet voor commerciele doeleinden gemaakt, boodschappenbriefjes, brieven, aantekeningen, gedichten. Ik selecteer ze ook op kleur en oppervlak. Ze vormen de basis voor pagina’s waar ik weer op teken en schilder en gaan uiteindelijk een kunstenaarsboek vormen, dat als bagage dient en waar ik uit put als ik aan het werk ben. Ik houd van materiaal dat reeds een geschiedenis heeft, dat al met een betekenis is opgeladen, waar al door andere mensen energie is in gestoken. Deze manier van kijken en van werken is ook naar mijn schilderijen over geslagen. Ik ben begonnen om de dikke lagen oude affiches van aanplakborden in het atelier te ontleden en ze opnieuw te gebruiken als drager van zand, verf, krijt, teken en beeld.
Ter afsluiting -4-
In de film, Everything is Illuminated, heeft de jongen met de grote ogen (Elijah Wood) op de muur honderden verzegelde plasticzakjes geprikt. In die zakjes zitten voorwerpjes uit het leven van zijn familie, zijn geschiedenis. Barnsteen met een sprinkhaan erin van zijn opa, het gebit en bril van zijn grootmoeder, briefje, speelkaart, bougie, tube lijm, fotonegatief, kippenbotje, sleutel, schoudervulling, lege pillenstrip, nummerplaat, bon, thermometer, geluidstape, zakmes, bankbiljet, veer, deurkruk, beugel, dobbelsteen, tekening, slabbetje, kauwgommetje, condoom, schuimkoekje, diskette, steentje, onderbroek, melkdop etc. Ikzelf ben ook zo’n verzamelaar van met betekenis opgeladen voorwerpen, door mezelf, door mijn familie, maar ook door wildvreemden. Het zijn concrete, voelbare dingen, die net in je broekzak passen. Met elkaar beschrijven ze de wereld om je heen, de werkelijkheid zoals jij die ervaart, voorwerpen van buitenaf, die toegelaten worden in je leven en daarmee weer van betekenis veranderen. Het begint met een schelpje aan het strand dat geselecteerd wordt op vorm, kleur en schoonheid, ontdaan wordt van zijn pure schelpzijn en ingelijfd wordt in de mensenwereld, als een tastbaar bewijs van de scheppende en zingevende kracht die de basis vormt voor het mens zijn.