Rome

Ik loop in de Via del Tritone, plattegrond in de hand. Té loopt achter me. Het regent. Het is koud. Ik zoek een metrostation. Gisteren zat ik nog in een zon overgoten Jordaan, in het café van Rooie Nelis met Daan en Té tussen de foto’s van Zwarte Joop, Piet Römer, Adèle Bloemendaal en koningin Beatrix. Door de zaak schalde de stem van André Hazes. Mooier kon het niet.Met een glazige blik bestudeer ik een veel te klein kaartje. Ik ben kapot. Te vroeg opgestaan, te veel gezopen, te hard van stapel. Ik wil terug naar het hotel. Het metrostation op Piazza Barberini oogt armoedig, je kunt er alleen kaartjes kopen uit een automaat. Op vijf van de zes automaten is met plakband een notitie geplakt: Out of order, fuori servizio. Voor het enig overgebleven apparaat heeft zich een groepje mensen verzameld dat belangstellend toekijkt hoe een man steeds wanhopiger geldstukken in de gleuf gooit, maar met een hatelijk getingel vallen ze steevast terug in de retourbak. Er is wel een loket, maar de kleine kaalgeschoren beambte laat professioneel merken dat hij vandaag met de gang van zaken niets te maken heeft. De klant begint Italiaanse woorden te roepen in de richting van de kaartjesverkoper buitendienst. Deze probeert hem eerst te negeren, maar het geluid van terugvallend geld wordt zo doordringend dat hij besluit in actie te komen. Hij zal een ieder laten zien hoe je de munten er in moet werpen. Met een geroutineerd wipje mikt hij de munten in de gleuf. Het apparaat geeft geen krimp. De man verhoogt het tempo van gooien, maar zonder succes. Het geldgooien gaat nu zo snel dat hij al naar het bakje graait voordat de munten zijn terug gevallen. Hij roept dat je met gepást geld moet betalen, maar de logica van dit argument ontgaat de omstanders. Ten einde raad besluit de loketbeambte met de gedupeerde een regeling te treffen door hem gratis door te laten. Ik grijp nu mijn kans de wat gedesoriënteerde kaartjesman aan te schieten. “Nee! Ik verkoop geen kaartjes!” Ja, maar ik wil een kaart voor zeven dagen! De man klaart op. Voor zeven dagen! Dat kan. Hij loopt naar een ander apparaat en zegt: “Dat is dan € 24,80.” Ik haal een biljet van vijftig euro tevoorschijn. Vol afgrijzen roept hij nu: “Maar, dat is te véél geld!” dan improviseert hij: “U gaat er gratis in, u stapt bij de eerstvolgende halte uit en koopt daar een kaartje.”
Opgeruimd stap ik naar binnen. Mijn depressie is verdwenen. Rome heeft me in zijn binnenste opgenomen.